In het hart van het winkelcentrum geeft een gewaagde 18-jarige tiener zich over aan haar spannende tijdverdrijf - winkeldiefstal. Haar geluk loopt echter op als ze wordt onderschept door een waakzame beveiliger. Het tafereel verplaatst zich naar de verlaten garage, waar de bewaker, een doorgewinterde officier van eind 30, besluit de jonge overtreder een lesje te leren die ze niet zal vergeten. Hij beveelt haar om voorover te buigen, haar rok meedogenloos gescheurd, waardoor haar onberispelijke albasterbillen tevoorschijn komen. Met een stevige greep op haar haren stoot hij zijn kloppende lid in haar beweging, meer dan de laatste kracht. De rauwe, rauwe jongeling laat de smeullige, sletterige, ronkende, smerige en wellustige, achter door haar slordige verlangen naar de ultieme passie, die haar tevreden stelt en tevreden met de ultieme passie. Dit verlangen naar een weergaloze garage laat haar weerklank, wellust en genotloos achter. Dit is genoeg om haar verlangen naar een ultieme passie te laten vloeien.