De verleidelijke 18-jarige Mona, een visioen van onschuld en sensualiteit, is een vast onderdeel in haar kantoor. Op een noodlottige dag strompelt een Duitse scout haar tegen, zijn blik getrokken naar haar wulpse figuur en onweerstaanbare charme. De kans grijpend initieert hij een gesprek, zijn toon doorspekt met een vleugje kattenkwaad. Mona, altijd de gretige, wordt meegezogen in een prikkelende uitwisseling met de vreemde. Terwijl de spanningen zich opstapelen wagen de scouts zich naar haar ruime boezem, een vuur in haar aanwakkeren waarvan ze nooit had geweten. In een wervelende passie omarmt ze haar remmingen in haar schildpadden en haar verleidelijke ontmoeting die het Duitse verlangen heeft gemaakt. Hun geilheid maakt haar wakker, hun geilheid, hun intimuleerde verlangen om te dansen, hun intieme verlangen om hen te vangen, de rauwe lichamen, de ruige geest van de verkenis, hun onontwikkeldheid, hun onweerstaanbaar verlangen om de jeugd te vangeneren, hun onherkenbare verlangen naar een rauwe verkenning, hun innoodzaak om alle lichamen intiem te vangen. Deze verkenning laat de essentie van de jeugdige verkenning los.